Clusters en economische groei

20 juni 2007

Ruimtelijke concentratie (clustering) van sectoren op zowel gemeentelijk als regionaal schaalniveau is geen garantie voor een bovengemiddelde economische groei in een regio. Dit geldt zowel voor de algemene lokale economische groei als voor de specifieke groei binnen sectoren.
Clusters zijn niet te kopieren; ze kunnen niet worden opgelegd of door beleidsmakers worden gecreëerd. Unieke lokale omstandigheden lijken het succes van clusters te bepalen; wat geen garantie is voor succes in andere regio’s.

Achtergrond
Sinds het verschijnen van Michael Porters boek The competitive advantage of nations (1990) is zijn clustertheorie over de hele wereld overgenomen in het beleid. Centraal in deze theorie staat de gedachte dat fysieke clustering van bedrijven binnen gespecialiseerde groeisectoren een bron is voor regionaaleconomische groei. De ruimtelijke nabijheid tussen deze bedrijven zou de leerprocessen en de onderlinge concurrentie stimuleren. Een van de bekendste voorbeelden hiervan is de concentratie van de ict-sector in het Amerikaanse Silicon Valley.
Ook de Nederlandse regering stimuleert de vorming van regionale clusters van groeisectoren (ofwel sleutelgebieden) die het al relatief goed doen (‘pieken in de delta’). Maar in hoeverre is het terecht dat overheden zoveel waarde hechten aan het clusterbegrip? Tegenover de hausse aan beleidsmatige clustertoepassingen staat namelijk minstens zoveel wetenschappelijke scepsis. Leidt clustering van gelijksoortige bedrijven werkelijk tot regionale economische groei of biedt juist sectorale varieteit meer kansen op regionale groei?

Deze studie
In deze studie onderzoeken we het verband tussen de clustering van een aantal sectoren en de regionaal-economische groei. Het gaat om de volgende sectoren: de arbeidsintensieve, kapitaalintensieve en kennisintensieve industrie, transport en distributie en de kennisdiensten, en de acht sleutelgebieden die beleidsmakers hebben aangewezen als belangrijke groeisectoren voor de Nederlandse economie: hightech, logistiek, chemie, ict, creatieve industrie, financiële en zakelijke diensten, tuinbouw en speur- en ontwikkelingswerk in de biotechnologie. De mate van clustering wordt gemeten op basis van het aandeel werkgelegenheid in de totale economie van een gemeente of een regio.